Welke normen gelden voor blussen met droge aerosolen? - Brandveilig

2022-09-16 21:37:57 By : Ms. Cathy Chan

Onafhankelijke informatie over brandveiligheid brandpreventie en brandbeveiliging

Blussystemen gebaseerd op droge aerosolen. In verschillende situaties zijn ze een goede oplossing, bijvoorbeeld in magazijnen met spullen die bestand zijn tegen kleine stofdeeltjes. Maar let op: fabrikant en installateur moeten wel degelijk voldoen aan een aantal normen. Peter Voshol, business developer bij Kiwa vertelt welke dat zijn.

Het lijkt een gewone maandagmorgen in een gewoon magazijn. Maar dan klinkt er plotseling een alarm: de brandmeldinstallatie detecteert enkele slierten rook. De medewerkers weten wat dat betekent: binnen 30 seconden moeten zij de ruimte verlaten. Gelukkig staat de grote meerderheid inderdaad op tijd buiten. Maar twee collega’s zijn iets te traag: op het moment dat het blussysteem in werking treedt, hebben ze de uitgang nog niet bereikt.

Hoe het verhaal afloopt? Volgens Peter Voshol van certificeringsinstituut Kiwa hangt dat af van het soort blussysteem. “Een collega van mij moest tijdens een inspectie in een parkeergarage eens rennen voor zijn leven. Door een fout van een monteur ging er een klep open en werd de ruimte gevuld met CO2. Dat is een uiterst verstikkende stof. Als je die inademt, gaat het zuurstofgehalte in je bloed meteen drastisch omlaag en zul je de uitgang niet meer halen.”

Maar in dat magazijn is dat scenario volgens hem niet erg waarschijnlijk. “CO2-blussers zijn geschikt voor ruimtes met kostbare elektronica. Daar wil je niet werken met poederblussers: die kunnen die apparatuur onherstelbaar beschadigen. Maar in zo’n magazijn liggen de goederen meestal goed ingepakt, en daarom zal het eerder zijn aangesloten op een blusinstallatie met bijvoorbeeld droge aerosolen. Dat zijn kleine vaste zwevende deeltjes die de ruimte geheel zullen vullen en zo de brand bestrijden door middel van een negatieve katalysatie van de brandkern. Als medewerkers niet op tijd weg zijn, zien ze een grijs-witte mist opdoemen, die ze het zicht belemmert. En als ze eenmaal de weg naar buiten weten te vinden, hebben ze het gevoel dat ze sigaretten hebben gerookt. Niet gezond maar ook niet direct levensbedreigend.”

Voshol is business developer bij Kiwa, en hij beoordeelt bluscomponenten en brandblusinstallaties. Uiteraard doet hij dat op basis van de correcte normen. Als we het hebben over blussen met droge aerosolen, gaat het om de certificatieschema’s K23001, K23003 en K21045. We lopen ze een voor een na.

K23001 is een zogenoemd productcertificaat. De simpele vraag die hier wordt beantwoord: voldoen de blusgeneratoren aan alle eisen? Sterker nog: zullen ze dat ook doen over 15 jaar? “Om dat te testen doen we eerst een zogenoemde environmental-test”, vertelt Voshol. “Daarmee maken we de generatoren op een kunstmatige manier in een korte periode zo’n 15 jaar ouder. Allereerst leggen we ze een dag op een triltafel met 0,5 g. Dat staat ongeveer gelijk aan 15 jaar vibraties in bijvoorbeeld een trein. Vervolgens doen we een valtest en laten we de generator 2 meter naar beneden vallen. Ook dat sluit aan bij de praktijk: de monteur laat zo’n component wel eens per ongeluk uit zijn vingers glippen. Tenslotte zorgen we voor thermische veroudering. De generator gaat in een klimaatkast en wordt in een aantal cycli afgekoeld naar -20 en vervolgens weer opgewarmd naar +40.” Hiermee wordt bepaald of de materialen voldoende stabiel en robuust zijn.

Dan volgt de volgende fase. “Allereerst kijken we naar de resultaten van de verouderingstest”, zegt Voshol. “Is de compound voldoende stabiel, of is hij juist gebroken en neemt hij vocht op? Mochten de generatoren deze fase goed doorkomen, dan kunnen ze zich bewijzen in de praktijk, bij een modelbrand. Een kunststofbrand bijvoorbeeld, of een houtbrand of een vloeistofbrand.

Maar zelfs als ze daar goed doorheen komen, is het certificaat nog niet verzekerd. Want wij doen ook een Factory Production Control (FPC). Wat je wilt voorkomen, is dat de fabrikant een product opstuurt waar hij extra zijn best op heeft gedaan, terwijl de rest van de productie in kwaliteit achterblijft. En dus zullen wij jaarlijks ook een bezoek brengen aan de fabriek. Is het productieproces in orde? En is de fabrikant in staat om die generatoren massaal te produceren, ook op langere termijn?”

De generatoren zelf beschikken nu over een productcertificaat – maar dat is slechts de helft van het verhaal. De tweede stap is het zogenoemde procescertificaat, want de generatoren moeten ook op de juiste wijze worden geïnstalleerd. Dus richt deze tweede norm zich op de installateur. Die moet ervoor zorgen dat het ontwerp van het systeem klopt met de instructies van de fabrikant, die zijn opgesteld op basis van de zogenoemde typetesten. Tijdens die typetesten wordt bepaald wat de dichtheid van de aerosolen moet zijn om een bepaalde brand te blussen. Verder wordt per generator gekeken naar de ruimtelijke dimensie.

Wat dit laatste betreft: niet iedere generator kun je volgens Voshol inzetten in iedere ruimte. “De grotere beveiligen zo’n 50 m3, de kleinere aanzienlijk minder. In een groot magazijn met een behoorlijke inhoud zoals genoemd in het voorbeeld, heb je er al snel zo’n dertig nodig, soms zelfs negentig. Bovendien heeft iedere generator weer een andere werking: sommige werpen hun aerosolen bijvoorbeeld een meter opzij en 4 meter omlaag, andere 4 meter opzij en 6 meter omlaag. In zo’n magazijn zul je ze meestal aan het plafond hangen, om te voorkomen dat er iemand met een heftruck tegenaan rijdt. Maar dan moet je die werking natuurlijk wel in kaart hebben gebracht. Gelukkig kan een installateur terugvallen op rekenmodellen.”

Nog een terrein waar Kiwa zich mee bezighoudt: periodieke inspectie. Volgens Voshol is die buitengewoon belangrijk. “Misschien is de situatie in 2020 helemaal perfect, maar dat geeft geen garanties voor 2021. Iemand kan per ongeluk vlak voor zo’n generator een paar stellingen hebben geplaatst, of de toepassing van de ruimte is gewijzigd. Eerst liggen er bijvoorbeeld onkruidbestrijders opgeslagen, maar nu grote hoeveelheden tolueen. Dat is natuurlijk veel brandbaarder, en dus moeten de brandblusinstallatie en de vergunning daarop worden aangepast.”

Zoals gezegd, droge aerosolen vormen maar één manier om branden te bestrijden. Daarnaast kunnen gebouweigenaren bijvoorbeeld teruggrijpen op poederblussers, sprinklers en allerlei soorten blusgassen, waaronder bijvoorbeeld stikstof . Tot voor kort moest voor iedere systeemapplicatie een apart schema worden opgesteld. Er moest dus een expert langskomen om te kijken naar de specifieke situatie. Maar dat is nu verleden tijd – dankzij het schema K21045.

“We hebben nu één schema opgesteld voor alle systemen”, vertelt Voshol. “En dat schema is ook nog eens geënt op internationale standaarden. Niet alleen wordt daarmee de procedure aanzienlijk vereenvoudigd, het wordt ook gemakkelijker om te ondernemen buiten de landsgrenzen.”

Tags: Blusgasinstallaties brandveiligheidsinstallaties Inspectie & certificering